Hoe kan je je verzetten tegen tijdelijke omlopen
Wij krijgen ook regelmatig vragen van omwonden ivm tijdelijke inrichtingen. Op hun vraag hebben we dan ook de regelgeving betreffende deze wedstrijden toegelicht. Ook hoe men zich als omwonende er zich tegen kan verzetten ! Dit kan door :
- Na te gaan of de gemeente bij het verlenen van de vergunning geen administrative fout begaan heeft? Men moet nl de bevolking de mogelijkheid bieden kennis te nemen van het voorstel en beroep aan te tekenen. Is dit niet gebeurd kan men de vergunning door de provincie of het agenschap binnenlands bestuur laten schorsen.
- Men kan nagaan of de locatie in regel is met "BIJLAGE VLAREM.V76 - Omlopen voor motorvoertuigen" Art. 5.32.10.2. Verbods- en afstandsregels
- verboden Indien de tijdelijke omloop geheel of gedeeltelijk gelegen is in : zie §1 1
- §1 2 ... deze verbodsbepalingen zijn niet van toepassing op tijdelijke inrichtingen
- §1 3 op een afstand van minder dan 75 m van individuele woningen, met uitzondering van de woning van de exploitant van de inrichting
Verder kan je steeds burgerlijk rechtelijk bij een rechtbank een kortgeding inleiden onder
- Naar de eigenaar van het terrein onder vrij recent artikel uit het Burgerlijk wetboek verantwoordelijk voor Artikel 3.101 "overmatige burenhinder". BW 3.101 leest als een overzicht van 50 jaar rechtspraak:
- - Naburige eigenaars hebben elk een recht op het gebruik en genot van hun onroerend goed. Bij de uitoefening van hun gebruik en genot eerbiedigen ze het geschapen evenwicht door geen hinder op te leggen aan de nabuur die de normale ongemakken uit de nabuurschap overtreft en hem toerekenbaar is. Om de bovenmatigheid van de hinder te beoordelen, is rekening te houden met alle omstandigheden van het geval, zoals het tijdstip, de frequentie en de intensiteit van de hinder, de eerstingebruikneming of de publieke bestemming van het onroerend goed van waaruit de hinder wordt veroorzaakt.
- Degene die het vermelde evenwicht schendt, is gehouden dit te herstellen. De rechter oordeelt welke van volgende maatregelen passend zijn om het evenwicht te herstellen:
- 1° een vergoeding in geld die de bovenmatige hinder compenseert;
- 2° de vergoeding van de kosten verbonden aan compenserende maatregelen op het gehinderde onroerend goed om de hinder tot het normale niveau te verminderen;
- 3° voor zover dit op zich geen nieuw onevenwicht doet ontstaan en een normaal gebruik en genot van het onroerend goed hierdoor niet wordt uitgesloten, het bevel de handeling die het evenwicht verstoort te staken of op het hinderende onroerend goed maatregelen te nemen die de hinder verminderen tot het normale niveau.
- Indien één of beide naburige onroerende goederen bezwaard zijn met een recht ten voordele van een derde die een attribuut van het eigendomsrecht heeft, zijn de paragrafen 1 en 2 van toepassing op die derde voor zover deze hinder is veroorzaakt door de uitoefening van het attribuut dat hem kan worden toegerekend.
- Indien de hinder voortvloeit uit werkzaamheden die door de betrokken eigenaar of de titularis van dit attribuut expliciet of stilzwijgend zijn toegelaten, wordt deze geacht hem toerekenbaar te zijn.
- De vordering voor bovenmatige burenhinder verjaart overeenkomstig artikel 2262bis, § 1, tweede en derde lid, van het oude Burgerlijk Wetboe
- Zo bevestigt artikel 3.101 BW dat de hinder toerekenbaar dient te zijn aan de eigenaar (Cass. 3 april 2009, Arr. 2009, nr. 239 en TBBR 2009, 469, noot P. LECOCQ en S. BOUFFLETTE, “L’imputabilité du trouble de voisinage: une confirmation bienvenue”).
- Niet alleen de eigenaar kan veroorzaker zijn van burenhinder; ook diegene die een attribuut van het eigendomsrecht heeft, wordt als nabuur aanzien (Cass. 31 oktober 1975, Arr.Cass. 1976, 285, RW 1975-76, 1571, noot A. VAN OEVELEN Pas. 1976, I, 276; Cass. 9 juni 1983, Pas. 1983, I, 1145).
- De principes van eerste ingebruikname of de publieke bestemming van het hinder veroorzakend onroerend goed worden bevestigd (Cass. 1 oktober 1981, JT 1982, 41; Cass. 28 januari 1991, Arr.Cass. 1990-91, 572, noot J.F.L. en RCJB 1992, 177, noot J. HANSENNE, JLMB 1991, 1027, noot P. HENRY).
- Artikel 3.101 BW bevestigt dat het slachtoffer van overmatige burenhinder geen recht heeft op integrale schadeloosstelling, doch enkel recht op een vergoeding om de bovenmatige hinder te compenseren. Dit kan een argument zijn om te stellen dat schade niet vergoed moet worden in nieuwwaarde, maar wel in werkelijke waarde (Cass. 17 september 2020 dat stelt dat de vergoeding “in de regel” in nieuwwaarde dient te gebeuren).
- Om reden dat een aansprakelijkheidsregel opgenomen werd in het goederenrecht, bevestigt artikel 3.101 BW nog dat de vijfjarige verjaringstermijn ook toepasselijk is op een vordering voor bovenmatige burenhinder.
- Verder dient de eigenaar van het terrein op te treden volgens het Burgerlijk wetboek verantwoordelijk 3.102 BW. Deze bepaling laat toe om preventief op te treden tegen mogelijke burenhinder: “Indien een onroerend goed ernstige en manifeste risico’s inzake veiligheid, gezondheid of vervuiling ten aanzien van een naburig onroerend goed veroorzaakt waardoor het evenwicht tussen de onroerende goederen wordt verbroken, kan de eigenaar of gebruiker van dat naburige onroerend goed in rechte vorderen dat preventieve maatregelen worden genomen teneinde te verhinderen dat het risico zich realiseert.” Na de saga van het bekomen van een omgevingsvergunning, met alle mogelijke bezwaren van buren, riskeren bouwpromotoren geconfronteerd te worden met buren die hen voor aanvang van een bouwproject zullen vragen welke maatregelen zij nemen om overmatige burenhinder te vermijden. Er kondigt zich een resem procedures aan, waarbij rechters zich zullen moeten uitspreken over bouwtechnieken. Deze zullen niet anders kunnen dan deskundigen aan te stellen, teneinde de rekennota’s van ingenieurs en plannen van architecten te toetsen op de risico’s voor schade bij de buren. Bijkomende kosten en mogelijk tijdverlies kondigen zich dus aan voor de promotoren.
- 1382 en 1383 van het Burgerlijk Wetboek. Hiermee kan men de organisator aanspreken indien hij de voorwaarden van de vergunning niet naleeft... Voor de toepassing van de foutaansprakelijkheid moet aan drie voorwaarden voldaan worden: er moet schade zijn, die het gevolg is van een toerekenbare fout en er moet een oorzakelijk verband tussen fout en schade worden aangetoond. Iemand die op grond van artikel 1382/1383 B.W. aansprakelijk wordt gesteld, zal de schadelijder moeten tegemoetkomen, d.i. de schade moeten vergoeden hetzij door de aangerichte schade te herstellen, hetzij door een (vervangende) schadevergoeding te betalen. Er is sprake van fout indien een wettelijke of reglementaire bepaling wordt overtreden, maar ook wanneer de algemene zorgvuldigheidsnorm niet wordt nageleefd. De algemene zorgvuldigheidsnorm is geschonden wanneer de schadeveroorzaker niet heeft gehandeld als een goede huisvader (bonus pater familias) of niet heeft gedaan wat van een normaal zorgvuldig persoon mag verwacht worden. --> dus bv indien er geen of onvolledige "controle is op het naleven van geluidsnormen"